Elke zondag is het weer zover. Hockeyvader en zijn veteranen-vriendjes hijsen zichzelf met piepende knieën en krakende ruggen in hun te krappe tenues, hulpstukken aan (braces) en vooral niet te veel warmlopen want anders gaat er kostbare energie verloren. Klaar voor de wedstrijd! De afgelopen jaren een leuke competitie met gelijkgestemden, maar dit jaar worden we afgedroogd door steeds jonger wordende veteranen (of worden wij ouder). Onze gemiddelde leeftijd ligt tussen de 45 en 50, maar sinds 2 jaar is de leeftijdsgrens van veteranen verlaagd van 35 naar 30 jaar. En dat is wel een erg groot verschil. Elke verloren wedstrijd wordt het steeds duidelijker dat de tegenstanders niet alleen een stuk jonger zijn, maar ook sneller, fitter en—tot onze grote frustratie—zonder moeite nog kunnen buigen om hun veters te strikken.
De wet van de remmende achterstand
Ervaring is een prachtig iets, toch? Je kunt precies anticiperen op waar de bal heen gaat, weet precies hoe je tegenstanders kunt uitschakelen (soms letterlijk), en je hebt oog voor slimme passes. Maar wat is dat allemaal waard als je benen niet meer willen meewerken? Terwijl de jongere spelers door het veld dartelen alsof ze net uit een energiecentrale komen, zien wij onze looplijnen meer als wandelroutes in een park. Je bent nog maar net halverwege de achterlijn of je hoort alweer: “GOAL!”
Onze gemiddelde snelheid? Denk aan een schildpad op een rustige zondagmiddag. Alleen dan met minder elegantie en met een draaicirkel van een vrachtwagen.
Blessures: ons dagelijks brood
En dan heb je nog alle mankementen. We starten met 11 in het veld en 2 a 3 wissels, maar na 5 minuten zijn 2 van die wissels al op wegens blessures. Op onze leeftijd worden blessures niet meer gemeten in dagen, maar in kalendermaanden. Waar de jongere spelers na een botsing vrolijk opveren en verder sprinten, doen wij het iets rustiger aan. Een flinke tik op de enkel betekent al snel drie weken rust, een blauwe plek voelt als een oorlogswond en als je een keer bukt om de bal op te rapen, weet je niet zeker of je nog overeind komt. Maar hé, wij houden van een uitdaging en enkelbraces, kniestukken, tijgerbalsem en pijnstillers helpen ons de competitie door.
Tactiek en teamwork: onze geheime wapens (soort van)
Ondanks dat we misschien niet meer de snelsten zijn, hebben we wel wat slimme truckjes in ons arsenaal. We kunnen de bal plaatsen waar we willen (althans, dat proberen we), en we zijn meester in het overspelen naar elkaar. Soms weten we zelfs zó goed te passen, dat zelfs wij niet meer weten waar de bal naartoe gaat. Verwarrend voor de tegenstander? Absoluut. Verwarrend voor onszelf? Nog meer.
Ons geheim? Wij kennen elkaar door en door. Na zoveel jaren samen hockeyen, weet je precies wanneer je medespeler net doet alsof hij gaat sprinten en wanneer hij écht probeert. We hebben misschien geen jonge benen meer, maar we hebben wel de lach op onze kant. En dat werkt soms net zo goed als snelheid… op onze goede dagen.
De jeugd van tegenwoordig: niet te vertrouwen
Dan is er nog die jeugd, die met hun onuitputtelijke energie ons elke week weer de loef afsteekt. Ze lijken niet moe te worden, alsof ze door een onzichtbare hand naar voren worden geduwd. De snelheid waarmee ze over het veld schieten, is voor ons een mysterie. Wij vragen ons vooral af: welke magische drankjes gebruiken ze, en waar kunnen wij die bestellen?
Als zij nog frisse koppen hebben na een wedstrijd, zitten wij aan het bier in het clubhuis met icepacks op plekken waarvan we niet eens wisten dat ze konden pijn doen.
Het gaat niet om het winnen, toch?
Hoewel de scorebordjes ons keer op keer eraan herinneren dat we de wedstrijd misschien niet technisch gezien hebben gewonnen, blijft de vraag: wie is hier nou écht de winnaar? Wij, de doorgewinterde veteranen, die ondanks alles nog elke week met evenveel enthousiasme dat veld op stappen. Met de wetenschap dat de derde helft—de borrel in het clubhuis—onze ware kracht is.
Want als je goed kijkt, zie je dat we toch elke week weer winnen: we hebben lol, we schaterlachen om elkaars stuntelige valpartijen en het gezamenlijke gekreun bij het opstaan. En laten we eerlijk zijn, onze conditie is misschien niet top, maar onze humor is dat zeker wel.
Conclusie: oud maar trouw
Dus ja, we verliezen misschien van de jonge, snelle gasten, maar we blijven komen. Elke week weer, op karakter, op plezier, en vaak op paracetamol. Dat, en het vooruitzicht van een welverdiend biertje na afloop. Want winnen kan iedereen, maar wij weten pas écht hoe je moet genieten van het spel.
En ach, misschien hebben we dan geen jeugdige energie meer. Maar zeg nou zelf: wie wil er nou jong zijn, als je ook een veteraan kunt zijn met een goed verhaal voor in het clubhuis?