Zondagochtend, het is wit buiten! Sneeuw. “Papa, mag ik een sneeuwpop maken?” Helaas hebben we geen tijd, omdat we nog moeten zaal hockeyen. Eerst een medespeler en zijn vader ophalen en al glibberend en glijdend rijden we er heen. Bijna mis ik de bocht, maar het gaat nog net goed. Sneeuwploegend gaan we op weg naar de club. Op de achterbank worden al afspraken gemaakt voor vanmiddag om te spelen. “We kunnen een iglo maken”, “of een supergrote sneeuwbal”. Ik hoor het al, het gaat weer over alles behalve hockey. Aangekomen op de club zijn er 8 jongentjes sneeuwballen aan het gooien, rennen en glijden en denken helemaal niet aan hockey. Dat gaat dus nog wat worden en dat terwijl we tegen nr 1 en 2 moeten (en wij staan nr. laatste).
Eenmaal aangekomen bij de zaalhockeyhal moeten we vrij snel aan de start verschijnen. In de auto hebben we een tactiek besproken waarbij we meer verdedigen dan aanvallen. Ik vertel dat de jongens ook. I.p.v. een dobbelsteentje 5 spelen we met een extra verdediger. De 2 spitsen voorin moeten het maar uitzoeken….. (ik verwacht dat we toch niet heel veel bij hun doel gaan komen). Ook in de kleedkamer gaat het alleen maar over sneeuw, glijden, sleeën, etc. Maar toch beginnen we goed. Het is de 2e keer dat we tegen dit team spelen en de eerste keer verloren we 9-0. Nu staan we verdedigend goed en na de 1e helft is het nog maar 3-0. Het gaat dus goed. Ook de 2e helft gaat goed en we verliezen niet met dikke cijfers. Goed gedaan.
Dan de 2e wedstrijd, die er direct achter aan is. Tegen nr 1. Vorige keer verloren we met 8-3, maar mochten wij wel met een mannetje meer spelen om wat meer tegenstand te bieden. Ik heb goede hoop, omdat de verdedigende tactiek werkte in de 1e wedstrijd. Nou, in de 2e wedstrijd hadden we beter direct sneeuwpoppen kunnen gaan maken. Het is chaos, paniek en ondanks een mannetje meer staan we na 10 minuten al met 7-0 achter. In de rust weet ik even niet zo goed wat ik moet zeggen en ik zeg dus maar een keertje niks. Alles gaat mis en ze lijken wel of ze alles zijn vergeten. Eindstand is 13-1 (jaja, we hebben nog een keer gescoord). Zwaar gefrustreerd kom ik van het veld, terwijl de jongens al met hun gedachten ergens anders zijn. We stappen in de auto ik ben nog flink chagrijnig, maar op de achterbank gaat het al lang over wie met wie gaat spelen, wat ze van de sneeuw gaan maken en hoe ze het beste dat kunnen doen. De vader die met mij mee rijdt zegt terecht dat dit misschien wel beter is en dat wij ons niet zo druk moeten maken. Gelijk heeft hij.
Eenmaal thuis rennen de jongens naar buiten de sneeuw in. Dikke pret de rest van de middag en mijn zoontje komt met rode wangen, natte handschoenen en een grote glimlach weer binnen. “Wat een superdag!” en daar heeft hij gelijk in. Hockey? Hebben we gehockeyd dan vandaag?